Zonen van Kaleb, de zoon van Jefunne:
Iru, Ela en Naäm. Zoon van Ela:
Kenaz.
Zonen van Jehallelel:
Zif en Zifa, Tireja en Asarel.
Zonen van Ezra:
Jeter, Mered, Efer en Jalon. Mered nam Bitja tot vrouw, een dochter van de farao. Zij werd zwanger en baarde Mirjam, Sammai en Jisbach, de stichter van Estemoa. Dit waren de nakomelingen van Bitja. Zijn Judese vrouw baarde hem Jered, de stichter van Gedor, Cheber, de stichter van Socho, en Jekutiël, de stichter van Zanoach.
Afstammelingen van de vrouw van Hodia, de zuster van Nacham:
de stichter van Keïla, de stad van de Garmieten, en Estemoa, de stad van de Maächatieten.
Zonen van Simon:
Amnon en Rinna, Ben-Chanan en Tilon.
Zonen van Jisi:
Zochet en Ben-Zochet.
Nakomelingen van Juda’s zoon Sela:
Er, de stichter van Lecha; Lada, de stichter van Maresa; de families van linnenwevers in Bet-Asbea; en verder Jokim, de burgers van Kozeba, en Joas en Saraf, die in Moabitische families trouwden en later terugkeerden naar Betlehem, zoals oude bronnen vermelden. Zij waren pottenbakkers in dienst van de koning en woonden in Netaïm en Gedera.